Ooit mediteerde ik een tijd lang in het European Zen Centre, toen het nog in Amsterdam zat. Daar heb ik Zenmonniken mogen observeren in hun natuurlijke habitat. Na al die jaren zie ik één ding nog steeds heel helder voor me: hun uitdrukkingsloze ogen. Die zonder oordeel observeerden. Je kon er kilometers diep inkijken zonder iets anders tegen te komen dan stilte. Ze oefenen dan ook niet voor niets dagelijks op het cultiveren van acceptatie, gelijkmoedigheid en niet-oordelen. Op niet onverschillig zijn, maar juist ontvankelijk en gevuld met compassie. En aanwezig zijn in het moment. Een werkelijkheid die niet gekleurd wordt door verlangens, verwachtingen of angsten.
De meeste mensen lopen niet het pad van de Zenmonniken, terwijl we juist veel van hen kunnen leren. Zeker in deze tijd waarin een groot deel van de wereld muurvast zit in beknellende waardeoordelen en geloofsovertuigingen. In een tijd waarin zoveel mensen elkaar de maat nemen. En waarin veel lichtwerkers geloven in een spirituele ‘oorlog’, vechten tegen het donker en zo onbedoeld juist soms bijdragen aan het tegenovergestelde van wat ze wensen. Hierin zit een belangrijke les van de Zenmonnik: als je vasthoudt aan slechts één kant van de dualiteit zul je onherroepelijk de andere kant ervan in je leven ervaren. Om vrede te bereiken moet je immers niet strijden maar vrede worden. Om eenheid te ervaren moet je leren de illusie van dualiteit te doorzien. Licht en donker bestaan, maar ze zijn geen tegengestelden die elkaar uitsluiten. Acceptatie van wat is, zonder weerstand, leidt tot innerlijke vrede. Vanuit die liefdevolle staat van zijn, kun je bewuster kiezen om het licht te belichamen zonder het donker te veroordelen.
De Zenmonnik begrijpt dat hij anderen juist de weg wijst naar innerlijke vrede en verlichting door zijn eigen beoefening van neutraliteit, acceptatie en compassie. Hij weet dat liefde geen einde kent, maar dat hij een weerspiegeling is van die oneindigheid.